einde |
|
Publicatie : 2015-09-23
Numac : 2015022338
|
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID |
18 SEPTEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot uitvoering van
artikel 53, § 1 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
betreffende de derdebetalersregeling
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
artikel 53, § 1, dertiende lid, veertiende lid, 1° en negentiende lid,
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juli 2015 houdende diverse
bepalingen in zake gezondheid;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 oktober 1986 tot uitvoering van
artikel 53, § 1, negende lid, van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de
wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging
en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
Gelet op het voorstel van de nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 2 maart 2015;
Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 27 mei 2015;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 1 juni 2015;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juni 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 9 juli 2015;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig
artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse
bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies 58.038/2/V van de Raad van State, gegeven op 14
september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°,
van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder "gecoördineerde wet van
14 juli 1994", de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 2. De derdebetalersregeling wordt toegepast op het vlak van de
verzekeringsinstelling, behoudens indien de verzekeringsinstelling
hiertoe uitdrukkelijk mandaat verleent aan haar verbonden of
gewestelijke diensten.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor toepassing derdebetalersregeling
Art. 3. § 1. De toepassing van de derdebetalersregeling wordt
afhankelijk gemaakt van de verificatie van de identiteit van de
rechthebbende op het ogenblik van de verstrekking.
Inzake de verstrekkingen verleend door een algemeen geneeskundige aan
een rechthebbende waarvan hij het globaal medisch dossier beheert, wordt
gevolg gegeven aan de verplichting bedoeld in het vorig lid door de
verificatie van de identiteit van de rechthebbende op het ogenblik van
opening of verlenging van het globaal medisch dossier.
§ 2. Wanneer de gegevens, in toepassing van artikel 53, § 1, tweede lid
van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, via een elektronisch
netwerk worden overgemaakt aan de verzekeringsinstellingen
overeenkomstig artikel 9bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994,
gebeurt de verificatie van de identiteit door de elektronische lezing
van de geldige Belgische elektronische identiteitskaart, van de geldige
elektronische vreemdelingenkaart, van een geldig elektronisch
verblijfsdocument, die gelden als bewijs van inschrijving in de
bevolkingsregisters, van een geldige ISI+-kaart, beoogd in artikel 2
van de wet van 29 januari 2014 houdende bepalingen inzake de sociale
identiteitskaart en de ISI+-kaart, van een nog geldige sociale
identiteitskaart, of van het identificatienummer van de sociale
zekerheid met een vignet met streepjescode waarvan het model wordt
vastgelegd bij verordening bedoeld in artikel 22, 11° van de
gecoördineerde wet van 14 juli 1994.
Het identificatienummer van de sociale zekerheid bedoeld in het vorige
lid mag slechts worden gebruikt in de gevallen dat de rechthebbende
niet aanwezig is tijdens de verstrekking en de gelijktijdige
aanwezigheid van de rechthebbende en de zorgverlener niet reglementair
wordt vereist, of in de gevallen van overmacht.
De verplichting bedoeld in huidige paragraaf ontstaat voor elke
categorie van zorgverleners op de datum, vastgesteld door de Koning,
waarop, voor de betrokken categorie van zorgverleners, de elektronische
lezing bedoeld in het eerste lid toepasbaar is.
§ 3. Wanneer de documenten, in toepassing van artikel 53, § 1, vijfde
lid van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, niet worden overgemaakt
aan de verzekeringsinstellingen via een elektronisch netwerk, gebeurt
de verificatie van de identiteit van de rechthebbende door de
voorlegging aan de zorgverlener van de documenten bedoeld in paragraaf
2.
Het vorig lid is ook toepasselijk voor een categorie van zorgverleners
wanneer de gegevens, in toepassing van artikel 53, § 1, tweede lid van
de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, via een elektronisch netwerk
worden overgemaakt aan de verzekeringsinstellingen, maar de
elektronische lezing bedoeld in § 2, eerste lid nog niet toepasbaar
werd verklaard door de Koning voor de betrokken categorie van
zorgverleners.
In afwijking van paragraaf 1, is de verificatie van de identiteit niet
vereist, indien de documenten niet worden overgemaakt aan de
verzekeringsinstellingen via een elektronisch netwerk, wanneer een
vertrouwensrelatie vastgesteld is tussen de rechthebbende en de
individuele zorgverlener of indien de identiteit van de rechthebbende
wordt vastgesteld aan de hand van het identificatienummer van de sociale
zekerheid vermeld op het vignet met streepjescode in de gevallen
bedoeld in § 2, tweede lid.
§ 4. Een geldig attest van sociaal verzekerde kan gebruikt worden in de
gevallen zoals bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 26
februari 2014 tot uitvoering van de wet van 29 januari 2014 houdende
bepalingen inzake de sociale identiteitskaart en de ISI+-kaart.
HOOFDSTUK III. - Betaling
Art. 4. § 1. In geval de zorgverlener de gegevens, overeenkomstig
artikel 53, § 1, tweede lid van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994,
overmaakt aan de verzekeringsinstellingen via een elektronisch
netwerk, geschiedt de betaling binnen de twee weken te rekenen van de
ontvangst door de verzekeringsinstelling van de gegevens.
Voor de zorgverleners die de facturatiegegevens overmaken aan de
verzekeringsinstellingen via magnetische drager en voor de
verplegingsinrichtingen en de laboratoria voor klinische biologie,
geschiedt de betaling binnen de twee maanden na het einde van de maand
tijdens dewelke de stukken die nodig zijn voor de facturering door de
verzekeringsinstelling werden ontvangen. Hetzelfde geldt voor de
zorgverlener die de documenten, overeenkomstig artikel 53, § 1, vijfde
lid van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, nog niet overmaakt aan
de verzekeringsinstellingen via een elektronisch netwerk en de
facturatiegegevens ook niet overmaakt aan de verzekeringsinstellingen
via magnetische drager, met uitzondering voor de algemeen geneeskundige
waarvoor de betaling geschiedt binnen de dertig dagen volgend op de
dag waarop de stukken door de verzekeringsinstelling werden ontvangen.
Elke overeenkomsten- of akkoordencommissie kan, voor de betrokken
categorie van zorgverleners, een andere, kortere, betaaltermijn
vaststellen.
§ 2. Bij laattijdige betaling is de verzekeringsinstelling op eenvoudig
verzoek een verwijlintrest verschuldigd ten belope van de wettelijke
intrestvoet in burgerlijke zaken op de datum waarop de betaaltermijn
verstreek.
Deze verwijlintresten lopen vanaf de eerste dag na het verstrijken van de betaaltermijn.
Deze verwijlintresten worden geboekt op de administratiekosten van de
Dienst voor geneeskundige verzorging van het Instituut als de vertraging
toe te schrijven is aan het laattijdig of onvoldoende overmaken van de
maandelijkse voorschotten bedoeld in artikel 202 van de gecoördineerde
wet van 14 juli 1994.
HOOFDSTUK IV. - Betalingsverplichtingen
bij raadpleging verzekerbaarheidsgegevens rechthebbende
Art. 5. Het leveren van het elektronisch bewijs van het gebruik van een
elektronisch netwerk overeenkomstig een methodologie vastgesteld door
het Beheerscomité van het eHealth-platform en de toepassing van de
derdebetalersregeling in het kader van een elektronische facturering
zoals bedoeld in artikel 53, § 1, tweede lid van de gecoördineerde wet
van 14 juli 1994, overeenkomstig de verzekerbaarheidsgegevens en, voor
wat betreft een algemeen geneeskundige, overeenkomstig de tarieven,
verkregen door middel van de raadpleging van het voormelde netwerk,
geldt als betalingsverplichting door de verzekeringsinstelling van het
gedeelte dat niet ten laste valt van de sociaal verzekerde.
Deze betalingsverplichting geldt voor de volledige duur van de
kalendermaand waarin het netwerk werd geraadpleegd. Nochtans kan de
overeenkomsten- of akkoordencommissie voor elke betrokken categorie van
zorgverleners een andere termijn vaststellen.
Het in het eerste lid vermelde elektronisch bewijs kan worden vervangen
door een ander bewijs, in de gevallen waar het elektronisch bewijs niet
kan worden geleverd. Het Verzekeringscomité bepaalt de gevallen nader
waarin een ander dan elektronisch bewijs kan worden toegelaten en stelt
de modaliteiten van dit bewijs vast.
De zorgverleners zijn ertoe gehouden om voor deze raadpleging van het
elektronisch netwerk de rechthebbende te identificeren op de wijze zoals
bepaald in artikel 3.
De zorgverleners mogen, na zich te hebben gelegitimeerd, door middel van
het elektronisch netwerk, slechts de verzekerbaarheidsgegevens van de
rechthebbende raadplegen in zoverre deze raadpleging noodzakelijk is
voor de vervulling van hun verplichtingen in het raam van de
derdebetalersregeling. De zorgverleners kunnen, onder hun
verantwoordelijkheid en volgens de modaliteiten omschreven door het
Verzekeringscomité, aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon
volmacht geven om deze raadpleging in hun naam en voor hun rekening te
doen.
HOOFDSTUK V. - Geneeskundige verstrekkingen
waarvoor toepassing derdebetalersregeling verplicht is
Art. 6. Het toepassen van de derdebetalersregeling is verplicht voor het betalen van:
a) de verzekeringstegemoetkoming in de verpleegdagprijs en de hiermee gelijkgestelde verstrekkingen;
b) de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van alle geneeskundige
verstrekkingen die verleend worden tijdens een hospitalisatie;
c) de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de verstrekkingen
450192 en 450214 in het kader van de georganiseerde mammografische
borstkankerscreening zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 1° bis van de
bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot
vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen
inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen.
Art. 7. De toepassing van de derdebetalersregeling is verplicht voor
het betalen van de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de
geneeskundige verstrekkingen die verleend worden door algemeen
geneeskundigen aan de rechthebbenden beoogd in artikel 37, § 19 van de
gecoördineerde wet van 14 juli 1994.
Het eerste lid is niet van toepassing:
1° voor het betalen van de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van
de geneeskundige verstrekkingen opgenomen op de lijst in bijlage van
dit besluit;
2° in geval een verstrekking wordt verleend tijdens een bezoek opgenomen op de lijst in bijlage van dit besluit.
HOOFDSTUK VI. - Geneeskundige verstrekkingen waarvoor
toepassing derdebetalersregeling verplicht is op vraag van rechthebbende
Art. 8. De toepassing van de derdebetalersregeling is verplicht indien
de rechthebbende uitdrukkelijk verzoekt om de toepassing van die
regeling voor het betalen van de verzekeringstegemoetkoming in de
kosten van de verstrekkingen vermeld onder de nummers 102771, 102395 en
102852 in artikel 2 van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit
van 14 september 1984.
HOOFDSTUK VII. - Geneeskundige verstrekkingen
waarvoor toepassing derdebetalersregeling mogelijk is
Art. 9. De derdebetalersregeling kan, onder de modaliteiten zoals die
zijn vastgesteld bij de in titel III, hoofdstuk V van de gecoördineerde
wet van 14 juli 1994 bedoelde akkoorden en overeenkomsten, of bij
gebrek aan dergelijke akkoorden of overeenkomsten, bij bijzonder
contract tussen een door de verzekeringsinstellingen aangeduid
gemeenschappelijk secretariaat en de persoon die de geneeskundige
verstrekkingen verricht, steeds worden toegepast voor de
verzekeringstegemoetkoming in de kost van alle geneeskundige
verstrekkingen.
In afwijking van het eerste lid, is het toepassen van de
derdebetalersregeling, onder voorbehoud van artikel 6, 7 en 8, verboden
voor de betaling van de verzekeringstegemoetkoming:
1° in de kosten van alle geneeskundige verstrekkingen bedoeld in
hoofdstuk II van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit van 14
september 1984;
2° in de overeenkomstig de bepalingen van artikel 50 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 vastgestelde reiskosten;
3° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen vermeld onder de
nummers 0401-301011 en 0404-301033 in artikel 5, § 2 van de bijlage bij
het vorenbedoelde koninklijk besluit van 14 september 1984;
4° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, vermeld onder de
codenummers die zijn opgenomen in de rubriek "PREVENTIEVE BEHANDELINGEN"
in artikel 5, § 2 van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit
van 14 september 1984;
5° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, verleend aan niet
in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden en vermeld onder de titel
"Conserverende verzorging" in artikel 5, § 2 van de bijlage bij
bovengenoemd koninklijk besluit van 14 september 1984;
6° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, verleend aan niet
in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden en vermeld onder de titel
"Radiografieën" in artikel 5, § 2 van de bijlage bij bovengenoemd
koninklijk besluit van 14 september 1984.
De bepalingen van het tweede lid zijn evenwel niet van toepassing wanneer deze geneeskundige verstrekkingen verleend werden:
1° in het kader van een akkoord bedoeld in artikel 52 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994;
2° in centra voor geestelijke gezondheidszorg, centra voor
gezinsplanning en sexuele voorlichting en centra voor opvang van
toxicomanen;
3° in inrichtingen gespecialiseerd in het verzorgen van kinderen, bejaarden of mindervaliden;
4° aan rechthebbenden die tijdens de behandeling overlijden of zich in comateuze toestand bevinden;
5° aan de rechthebbenden die zich in een occasionele individuele
financiële noodsituatie bevinden, behoudens in geval van geneeskundige
verstrekkingen vermeld in artikel 5, § 2 van de bijlage bij het
vorenbedoelde koninklijk besluit van 14 september 1984;
6° aan de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in
artikel 37, § 19 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994;
7° aan gerechtigden en aan de personen te hunnen laste die, omdat het
jaarlijks bruto belastbaar gezinsinkomen niet hoger is dan het bedrag
bedoeld in artikel 14 § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende
het recht op maatschappelijke integratie, vrijgesteld zijn van
bijdrageplicht overeenkomstig artikel 134 van het koninklijk besluit
van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994;
8° aan de rechthebbenden die voor het toepassen van de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecontroleerde
werklozen zijn, die sedert ten minste zes maanden de hoedanigheid
hebben van volledig werkloze als bedoeld in de reglementering
betreffende de werkloosheid en in de zin van laatstgenoemde
reglementering de hoedanigheid hebben van werknemer met gezinslast of
van alleenstaande, alsmede de personen die te hunnen laste zijn;
9° aan de rechthebbenden die voldoen aan de medisch-sociale
voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag
overeenkomstig artikel 47 van de algemene kinderbijslagwet van 19
december 1939 en van de personen die te hunnen laste zijn;
10° aan de rechthebbenden op het statuut chronische aandoening,
bedoeld in artikel 37vicies/1 van de gecoördineerde wet van 14 juli
1994;
11° aan palliatieve thuispatiënten in de zin van het koninklijk
besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de tegemoetkoming van
de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor
geneesmiddelen, verzorgingsmateriaal en hulpmiddelen voor palliatieve
thuispatiënten, bedoeld in artikel 34, 14°, van de wet betreffende de
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,
gecoördineerd op 14 juli 1994.
De toepassing van de derdebetalersregeling is evenmin verboden voor de verstrekkingen 109045, 109060 en 109082.
De toepassing van de derdebetalersregeling is evenmin verboden wanneer
de verstrekkingen worden geleverd in het kader van een georganiseerde
wachtdienst zoals bedoeld in artikel 28 van de gecoördineerde wet van
10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen of
van een huisartsenwachtdienst georganiseerd overeenkomstig afdeling II
van Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot
vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen.
HOOFDSTUK VIII. - Kwijting of ereloonnota
Art. 10. Behoudens indien in het nationaal akkoord
tandheelkundigen-ziekenfondsen andere modaliteiten zijn vastgesteld, is
de tandheelkundige die de derdebetalersregeling toepast ertoe gehouden
op het ogenblik van de raadpleging of van de verstrekking of, indien
het getuigschrift betrekking heeft op verschillende verstrekkingen, ten
laatste op het ogenblik dat hij het getuigschrift voor verstrekte hulp
opstelt voor de verzekeringsinstelling, aan de rechthebbende een
kwijting of ereloonnota af te leveren met vermelding van het bedrag dat
ten laste dient te worden genomen door de patiënt en van het bedrag
dat ten laste dient te worden genomen door de verzekeringsinstelling.
Deze kwijting of ereloonnota moet de verstrekkingen vermelden met
verwijzing naar het nummer van de nomenclatuur der geneeskundige
verstrekkingen, bedoeld in artikel 35 van de voornoemde gecoördineerde
wet evenals de datum waarop de verstrekking werd verleend.
De tandheelkundige dient een dubbel van de kwijting of ereloonnota te bewaren in het dossier van de rechthebbende.
Het Verzekeringscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging kan,
na advies van de nationale commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen,
een verplicht model van kwijting of ereloonnota opstellen.
HOOFDSTUK IX. - Voorwaarden tot individueel
verbod op toepassing derdebetalersregeling
Art. 11. § 1. De Leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige
evaluatie en controle, of de door hem aangewezen ambtenaar, kan, middels
een ter post aangetekend schrijven, een verbod opleggen tot toepassing
van de derdebetalersregeling zoals bedoeld in hoofdstuk VII:
1) in geval van een definitieve strafrechtelijke veroordeling, die
verband houdt met onregelmatigheden ten laste van de ziekte- en
invaliditeitsverzekering;
2) in geval van een definitieve beslissing tot schorsing van het recht
om de geneeskunst uit te oefenen van ten minste 15 dagen, uitgesproken
door de bevoegde raad van de Orde der geneesheren, verband houdend met
een ongeoorloofde verdeling van erelonen of overconsumptie.
§ 2. De Leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en
controle of de door hem aangewezen ambtenaar, en de Kamer van Eerste
Aanleg ingesteld bij de voormelde Dienst kunnen een verbod opleggen tot
toepassing van de derdebetalersregeling zoals bedoeld in hoofdstuk VII
als begeleidende maatregel in de gevallen waarin zij in toepassing van
respectievelijk artikel 143 en 144 van de gecoördineerde wet van 14
juli 1994 kennisnemen van de inbreuken bedoeld in artikel 73bis van de
voormelde wet.
HOOFDSTUK X. - Opheffingsbepalingen
Art. 12. Het koninklijk besluit van 10 oktober 1986 tot uitvoering van
artikel 53, § 1, 9e lid van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van
15 december 2013, wordt opgeheven.
Art. 13. Artikel 159bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot
uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor
geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994,
gewijzigd door de koninklijke besluiten van 5 juni 2008 en 26 februari
2014, wordt opgeheven.
HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding
Art. 14. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2015.
Voor de verpleegkundigen treedt artikel 4 § 1, eerste lid evenwel in
werking op 1 oktober 2016. Tot en met 30 september 2016 geldt voor de
verpleegkundigen de betaaltermijn voorzien in artikel 4 § 1, tweede
lid.
Art. 15. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2015.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Mevr. M. DE BLOCK
Bijlage aan het koninklijk besluit van 18 september 2015 tot
uitvoering van artikel 53, § 1 van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994, betreffende de derdebetalersregeling
103110 |
Bezoek door een huisarts op basis van verworven rechten |
104510 |
Bezoek afgelegd tussen 18 en 21 uur door een huisarts op basis van verworven rechten |
104532 |
Bezoek afgelegd tussen 21 en 8 uur door een huisarts op basis van verworven rechten |
104554 |
Bezoek afgelegd zaterdags, zondags of op een feestdag tussen 8 en 21 uur door een huisarts op basis van verworven rechten |
103213 |
Bezoek door een huisarts op basis van verworven rechten, naar aanleiding van eenzelfde reis voor twee rechthebbenden |
103235 |
Bezoek door een huisarts op basis van verworven rechten, naar aanleiding van eenzelfde reis voor meer dan twee rechthebbenden |
104635 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door de huisarts op basis van verworven rechten
(103213, 103235) wanneer het bezoek tussen 18 en 21 uur wordt afgelegd |
104613 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door de huisarts op basis van verworven rechten
(103213, 103235) wanneer het bezoek tussen 21 en 8 uur wordt afgelegd |
104591 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door een huisarts op basis van verworven rechten
(103213, 103235) wanneer het bezoek zaterdags, zondags of op een
feestdag tussen 8 en 21 uur wordt afgelegd |
103132 |
Bezoek door de huisarts |
104215 |
Bezoek afgelegd tussen 18 en 21 uur door de huisarts |
104230 |
Bezoek afgelegd tussen 21 en 8 uur door de huisarts |
104252 |
Bezoek afgelegd zaterdags, zondags of op een feestdag, tussen 8 en 21 uur, door de huisarts |
103412 |
Bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor twee rechthebbenden door de huisarts |
103434 |
Bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor meer dan twee rechthebbenden door de huisarts |
104333 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door een huisarts (103412, 103434) wanneer het
bezoek tussen 18 en 21 uur wordt afgelegd |
104311 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door een huisarts (103412, 103434) wanneer het
bezoek tussen 21 en 8 uur wordt afgelegd |
104296 |
Toeslag voor een bezoek naar aanleiding van eenzelfde reis voor
meerdere patiënten door een huisarts (103412, 103434) wanneer het
bezoek zaterdags, zondags of op een feestdag tussen 8 en 21 uur wordt
afgelegd |
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 september 2015 tot
uitvoering van artikel 53, § 1 van de wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd
op 14 juli 1994, betreffende de derdebetalersregeling.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
Mevr. M. DE BLOCK
begin |
| Publicatie : 2015-09-23
Numac : 2015022338 |